De Amerikaanse singer-songwriter Sufjan Stevens wist zijn debuutalbum in 2000 op de markt te brengen. Zijn persoonlijk verhaal over zijn bipolaire en schizofrene moeder Carry en stiefvader Lowell bracht hem het succes. Met Nico Muhly, James McAllistar en Bryce Dressner van The National maakt hij een prachtige plaat Planetarium. Waarbij het idee en de eerste stappen in Amsterdam zijn gemaakt.

Toch wist Stevens niet het succes van Carry & Lowell voort te zetten. Hoewel de daarop volgende album zeker niet verkeerd zijn. Maar misschien zijn ze te klassiek en gelijk te modern georiënteerd. Daarmee zien we dat de klassiek geschoolde Stevens heel goed de moderne klanken tot  mooie klassieke composities weet te maken. Al zal men dat voer 150 jaar gaan zeggen.

De kracht van de eenvoud zit in de genen van Stevens. De composities zijn overzichtelijk, adembenemend en kwetsbaar in de eenvoud. Zo weet hij mooi en pakkend het album te beginnen met ‘Goodbye Evergreen’. Het nummer begin mooi klein en ontpopt zich tot een groot geheel. Met de single komt de waanhoop ‘Will Anybody ever Love Me?’ dat gelijk wordt opgevolgd door ‘Everything That Rises’. Laten we er maar vanuit gaan het een roep naar succes en aandacht is. Al zien we de man nog steeds als ondergewaardeerde muzikant.   Het juweeltje is het Shit Talk waar de eenvoud wordt opgebouwd met koortjes en diversiteit aan ingespeelde instrumenten terwijl de basis van de compositie blijft. Voor het dromerig eindstuk keert Stevens terug naar de ‘Goodbye Evergreen’ klanken.

Daarmee is het album bijna klaar en zien we dat Stevens als toegift het album met ‘There’s A World’ van Neil Young afsluit. Een song van het mooie album Harvest waar dit liedje ergens in de verdrukking van de classics ‘Old Man’ en ‘Alamaba’ kwam. Dat is er nu uitgehaald en klein gemaakt. Hier zien we de kracht van Stevens en horen we dat ook dit een prachtig liedjes is.

 

6 oktober 2023
In dit bericht:
Translate »